Maatschappelijke discussie nodig over wat zorg precies is
Gepubliceerd op: 02-09-2022
Zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan. Dat is de kern van het recent gepresenteerde regeringsbeleid voor Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Bestuurder Mirella Minkman van Vilans gaat in gesprek met bestuurder Martin den Hartog van AxionContinu en Anja Laeven, voorzitter van de centrale cliëntenraad van AxionContinu en tevens voorzitter van de Raad van Ouderen.
AxionContinu levert allerlei vormen van thuiszorg en verpleeghuiszorg in Utrecht en de Lekstreek. Hoe kijkt Martin den Hartog naar het nieuwe beleid van zorgminister Conny Helder? ‘Het is natuurlijk geen heel nieuw verhaal. Dat steeds meer mensen steeds ouder worden en graag zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen is al jaren bekend. Maar de grote vraag is natuurlijk hoe we dat met z’n allen gaan organiseren.’
Volgens WOZO organiseren we dat onder meer met veel steun van mantelzorgers en vrijwilligers. Is dat realistisch?
Den Hartog: ‘Ja natuurlijk, maar dat is wel een uitdaging. Wij leveren bijvoorbeeld in de stad Utrecht en in een aantal dorpskernen aan de Lek. Van de 16 verpleeghuislocaties staan er 3 in de Lekstreek en we kunnen in totaal rekenen op zo’n 1.000 vrijwilligers. Toch hebben de 3 locaties op het platteland de helft van alle vrijwilligers aan het werk. Met andere woorden; in de stad is het veel ingewikkelder om vrijwilligers aan je te binden.’ Anja Laeven vult aan: ‘En dan zijn er binnen de stad natuurlijk ook nog grote verschillen in wijken. Bij de locatie Huis aan de Vecht bijvoorbeeld is een sterke connectie met de vakbond en PvdA en bij De Wartburg met de Lutherse Kerk; daar zijn relatief meer vrijwilligers actief dan in andere wijken in de stad. Het is allemaal context-gebonden. Hetzelfde geldt voor de inzet mantelzorgers, hoeveel dat er zijn en waarmee ze bereid zijn te helpen is ook heel verschillend.’
Maar we verwachten in de WOZO-plannen heel wat van deze non-professionals of ‘niet beroepsmatige’ krachten
‘Zeker’, beaamt Den Hartog. ‘Ik sprak laatst voor een zaal vol met bij het onderwerp betrokken mensen en toen vroeg ik wie er wel eens boodschappen deed voor iemand in de buurt die slecht ter been is. Gelukkig ging meer dan de helft van de handen de lucht in. Maar op de vraag wie iemand uit de buurt helpt met het aantrekken van steunkousen ontstond er een paradox. Iedereen voelde dat dat in dezelfde categorie viel, maar niemand deed het. Sterker nog, wat men overhield van mijn praatje was deze vraag en er brak een hevige discussie uit over of ‘gewone mensen’ zorgtaken zouden moeten uitvoeren.’
En wat denkt u daarvan?
‘Ik denk dat we een maatschappelijke discussie moeten voeren over de vraag wat zorg nu precies is’, zegt Den Hartog. ‘Is het aantrekken van steunkousen professionele zorg?, is het oogdruppelen professionele zorg? ‘Er zijn heel veel regels die verhinderen dat zekere niveaus medewerkers bepaalde handelingen mogen uitvoeren bij een verpleeghuisbewoner, terwijl dezelfde medewerker dat in de privésituatie wel mag doen. Als een medewerker beroepshalve geen injectie mag geven, terwijl als we diezelfde medewerker als mantelzorger dat aanleren en vervolgens wel mag, ontgaat me realiteitszin. Als we willen dat mensen zoveel mogelijk ondersteuning krijgen vanuit de maatschappij, dan moeten we dit soort barrières of regels wegnemen. Zeker in deze economie die op volle toeren draait en iedereen druk bezig houdt. Dat betekent dus dat we echt eens fundamenteel moeten kijken naar wat we nu en zeker in de toekomst onder professionele zorgverlening verstaan.’
Laeven bevestigt dat het gesprek voeren belangrijk is en dat het vooral met ouderen en niet over ouderen moet worden gevoerd. Volgens Laeven hoort daar ook bij dat mensen zich beter moeten voorbereiden op het moment in hun leven dat ze straks ondersteuning of zorg nodig hebben. ‘Ik vind het nog altijd apart dat mensen zich heel goed voorbereiden op bijvoorbeeld de komst van een baby of een verhuizing naar een nieuwe stad. Maar voor de oude dag zijn geen plannen, dan houdt het ineens op. Je past je badkamer niet aan, gaat niet toekomstbestendig wonen en als je dan ineens hulp nodig hebt sta je voor voldongen feiten en moet je in korte tijd onomkeerbare besluiten nemen. Daarvoor kan ook nog wel meer aandacht komen.’ Minkman bevestigt dit: ‘Oud worden overkomt je niet, en tocht lijkt het lastig om in het dagelijks leven tijdig de juiste maatregelen te nemen. Ik zie het heel dichtbij, mijn vader viert vandaag zijn 80e verjaardag en woont gelukkig nog geheel zelfstandig met mijn moeder in een fijn huis. Maar die lage veilige instapdouche is nog (steeds) niet geïnstalleerd’.
In dit kader wordt er binnen het WOZO-programma ook veel verwacht van technologie, hoe zien jullie dat?
Den Hartog: ‘Met sensoren en zorg op afstand kun je zeker veel bereiken. Wat ik vaak merk is dat veel mensen geen weerstand hebben tegen dit soort vormen van zorgtechnologie. Het draagt bij aan zelfstandigheid en eigen regie. In zorgopleidingen zal het een prominentere aandacht moeten krijgen. Het gaat absoluut een bijdrage leveren. Het is meer de algemene digitalisering van de hele samenleving waardoor ook een tweedeling ontstaat. Dat je voortaan alles via apps of de mail moet regelen. Daarvoor moet je oog hebben, zonder de ontwikkeling te beperken. Ik ga er vanuit dat dat een proces is dat ook verandert in de tijd. Als je kijkt naar de bankensector, dan vind ik dat een mooi voorbeeld van dat het wel kan. Die zijn volledig digitaal gegaan en iedere klant moest mee. Dat is niet zonder slag of stoot gebeurd maar het is hen wel gelukt.’ Laeven: ‘Veel ICT wordt vooralsnog voor de ontlasting van de professional ontworpen. Ouderen maken er ook gebruik van en dat zal -noodgedwongen-toenemen. Ik denk dat je als oudere daarin goed moet worden begeleid en ondersteunt want de onzekerheid is groot. Daarom: ontwikkel het altijd met de gebruiker’
Wat doet AxionContinu ten slotte eigenlijk zelf qua toekomstbeleid voor wonen en zorg en wat kan een kennisorganisatie als Vilans betekenen?
‘Een mooi voorbeeld is een nieuw concept wat we met woningbouwcorporatie Mitros ontwikkelen, Leeuwensteyn’, zegt Den Hartog. ‘Een woonblok met 94 duurzame appartementen voor senioren en 17 eengezinswoningen rondom een gezamenlijke groene binnentuin. Een plek waar jong en oud door elkaar heen wonen en we huurders specifiek gaan vragen om naar elkaar om te kijken en wat voor elkaar over te hebben. Het komt niet in een contract of zo, maar het is wel een soort morele oproep en iets dat mensen moet aanspreken die daar gaan wonen. Dat is precies waar we het in het begin van het gesprek over hadden, dat je ontmoetingen tussen jong en oud stimuleert en zo laagdrempelig ondersteuning van ouderen door buurtbewoners op gang brengt. En het gesprek erover hebt met elkaar. Een nieuwe vorm van zorg en ondersteuning dus.’
Minkman geeft aan dat dit naadloos aansluit bij de nieuwe koers van Vilans; daarin staat het leven van mensen centraal en willen we ook mensen die niet-beroeps matig zorg of ondersteuning verlenen van de juiste kennis voorzien. Wat kan een kennisorganisatie als Vilans nog meer betekenen om beweging te versnellen?’, vraagt Minkman. Den Hartog en Laeven geven aan ‘dat zou het organiseren van het debat kunnen zijn. En dat mag best scherp gevoerd worden. Uiteindelijk gaat het straks over de vraag ‘wat is zorg eigenlijk?’ wat is het normale leven en wat zijn de grenzen, en wat kunnen en mogen we van elkaar verwachten? Zorg als begrip gaat er dan wellicht wel heel anders uitzien. Het zal een veel bredere invulling krijgen waarbij elementen als welzijn en zingeving in die laatste levensfase echt aan de orde komen. Dat kan een mooi gesprek worden waarbij in ieder geval de ouderen aan het woord zijn. Het gaat immers niet over ouderenzorg maar over ouderentoekomst!’