Boris van der Ham: ‘Het hebben van plichten is een recht’
Gepubliceerd op: 07-12-2021
De kloof tussen mensen die wel en niet kunnen meedoen in de maatschappij groeit. En daarmee groeit de kansenongelijkheid. Voorzitter Boris van der Ham van Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) vertelt over de visie van zijn brancheorganisatie om mensen met een beperking in staat te stellen om zoveel mogelijk een ‘normaal leven’ te leiden.
U bent VGN-voorzitter sinds 2019. Een interessante tijd?
‘Dat kun je zeker wel stellen, ja. In crisisjaren als 2020 en 2021 wordt het nut van een brancheorganisatie nog maar eens extra onderstreept. Alle leden hebben korte lijnen met elkaar. Via dagelijkse video calls houden we elkaar op de hoogte. We trekken samen op als het bijvoorbeeld gaat om het krijgen van voldoende beschermingsmiddelen voor corona op de werkvloer. Of wanneer we heel pijnlijke maatregelen moesten nemen zoals het sluiten van locaties voor familie en naasten. Maar ook al is het geen crisis, dan nog is het heel goed om als gehandicaptenzorgaanbieders van elkaar te leren en elkaar vast te houden. Bijvoorbeeld om in Den Haag voor elkaar te krijgen dat er 675 miljoen euro extra komt voor zorgsalarissen. En vaak weten de beleidsmakers het zelf ook niet zo goed. Dan hebben wij gezamenlijk als VGN een beter plan om bijvoorbeeld zoveel mogelijk ervaringsdeskundigen erbij te krijgen om maar wat te noemen.’
De VGN heeft een toekomstvisie 2030, wat houdt die in?
‘Ja, dat traject was al voor de crisis ingezet maar het houdt in principe in dat mensen met een fysieke- of verstandelijke handicap gewoon het leven moeten kunnen leiden dat ze willen. Dat klinkt eenvoudig maar daar is heel veel voor nodig. Want als samenleving hebben we het voor mensen met een beperking veel te ingewikkeld gemaakt. Met een beperking word je in een hokje geplaatst en daar zit je in vast. Je wordt in feite je beperking. Er wordt helemaal niet meer gekeken naar wat mensen wel kunnen en willen. Maar als je gewoon eens praat met iemand met een licht verstandelijke beperking (LVB), kom je er al snel achter dat zij ook een opleiding willen, werk, een relatie en vrienden. Ze willen niet ‘met rust gelaten worden’, ze willen meedoen. Daarom is een van mijn stokpaardjes ook: het hebben van plichten is een recht. We moeten wat van mensen met een beperking vragen en verwachten. Ook van mensen die een ingewikkelder beperking hebben. Iedereen doet ertoe.’
Hoe doe je dat dan?
‘Zoals ik al aangaf is dat niet eenvoudig omdat je natuurlijk een heel grote diversiteit aan mensen hebt. Maatwerk is een heel vervelend woord maar daar komt het wel op neer. Je moet persoonsgerichte zorg leveren en flexibel kunnen zijn. Ook binnen het onderwijs zodat met een aantal aanpassingen en overwonnen uitdagingen mensen gewoon naar school kunnen en de mogelijkheid krijgen om door te leren na hun achttiende. En dan heb je het over aanpassingen van de structuur en van de financiering. Belangrijk is om het voor medewerkers zo aantrekkelijk mogelijk te maken om in de zorg te werken. Beter salaris is niet het enige. Nog veel belangrijker is: je kostbare tijd niet hoeven te gebruiken aan papierwerk. Ook kan je denken aan combinatiecontracten, waarin het mogelijk is om een x aantal uur in de gehandicaptenzorg te werken en een x aantal uur in de ouderenzorg. Als overheid en brancheorganisaties moeten we dit soort dingen op de achtergrond veel makkelijker maken. Ook dat cliënten als ze dat willen buiten de instelling of ambulant kunnen wonen en een gewone baan kunnen krijgen. Het heeft met innovatie, creativiteit en van elkaar leren te maken.’
Speelt technologische innovatie hier nog een rol in?
‘Uiteraard zijn er steeds meer vormen van technische hulpmiddelen beschikbaar die mensen helpen zelfstandiger te zijn. Ik ken bijvoorbeeld mensen met autisme die liever door een apparaat herinnerd willen worden om bepaalde huishoudelijke taken te doen dan dat ze dat van een begeleider horen. ‘Ruim je kamer op’ heeft misschien een ondertoon, maar juist niet als die boodschap van een apparaat afkomstig is. En voor mensen met een fysieke beperking zijn er prachtige ontwikkelingen. Iemand die deels verlamd was zei me onlangs optimistisch: “Over 20 jaar ben ik misschien niet meer beperkt!” Maar uiteindelijk zijn we in de gehandicaptenzorg niet zo gefocust op hét nieuwe apparaat of dé nieuwe pil. We hebben de focus op het gehele leven van mensen, en dat zo goed mogelijk inrichten.’
Wat voor rol heeft een kennisorganisatie als Vilans hierin?
‘Het versnellen van al deze innovaties doen we niet alleen binnen de VGN maar ook samen met organisaties als Vilans. Jullie ontsluiten zoveel praktisch toepasbare kennis voor zorgpersoneel. Hiervan wordt in onze branche en tijdens de opleiding gretig gebruik gemaakt. Gezamenlijk kunnen we ervoor zorgen dat we met kennis meer doelen halen. Zoals meer expertise voor de doelgroep van mensen met een heel laag ontwikkelingsniveau. Of inzichten over het werven en behouden van personeel. En het oplossen van het probleem van mensen met een licht verstandelijke beperking die na hun 18e in de problemen komen omdat de Jeugdwet stopt. Voor al deze uitdagingen hebben we goede, toegankelijke kennis nodig.’